Weekendje weg met de Zeilfamilie 11 en 12 september 2010

Gepubliceerd op 26 september 2010

Image Op zaterdagochtend 11 september op de fiets naar de roei. Ik heb me ingeschreven voor het zeilweekend in Friesland; eindelijk weer eens zeilen en dan ook nog gewoon met de ZRZV.  Je ziet als roeier natuurlijk wel eens zeilers in de weer en ja, er zijn ook zeilers die roeien en vice versa. Maar toch, het zijn verschillende sporten en dat trekt zo zijn eigen publiek denk ik dan.

Fotoalbum

Lees verder! 

Bij de ontvangst met koffie om 08:00 uur zie ik al wat bekende gezichten en bij het handen schudden  word ik behoorlijk geprezen voor mijn inschrijving. Dat geeft te denken, maar goed. We zijn met 16 deelnemers en gelukkig zie ik ook Inge van Middelkoop, die in de organisatie zit. Ik ken haar nog van de kascommissie en dat is altijd goed volk natuurlijk. Na het betalen van € 55,- , wat achteraf echt een schijntje is voor zoveel beleving, tuigen (?) we richting parkeerplaats. Druk is het wel vanwege de Mastenbroeker Marathon; het roeievenement  waar ik eigenlijk aan mee zou moeten doen. Dat voelt wel ietsje als overlopen, maar het prettige vooruitzicht om straks ontspannen in de kuip van een Valk door de Friese wateren te klieven gaat vandaag voor.

En wat een leuk autoritje naar zeilboerderij Rufus. In de Ford van Rixt komt van alles aan bod, zoals kinderen en onderhoud van de eigen woning en relatie(s). Rufus is makkelijk te vinden (na Joure rechtsaf) al ligt het zo ongeveer aan het einde van de bewoonde wereld. Ik ben benieuwd bij wie ik in de boot kom, het is toch altijd weer een wonderlijk proces wie bij wie in het bootje stapt. De damesboot van schipper Tineke is al vol en ook het vlaggeschip met Michiel en oude rotten. Aarzelend nader ik de jongerenboot van Schipper Juul, maar die roept net de laatst overgebleven jongere Jobke naar zijn schip. Dan wordt het dus de valk “Jeentje Mar” met daarin de dames Miny en Rixt en de heren Wietse en ik (Ed). Een buitengewone mix van ervaring (zowel praktisch als theoretisch), etnische achtergrond, leeftijd en geslacht. Ja, bijzonder is ook dat wij als enige boot twéé schippers hebben: Miny en Wietse. Ja, wij slaan de oude wijsheid over twee kapiteins op één schip gewoon in de wind, of het nu om kleine of grote kwesties gaat, zoals het overboord gooien van bananenschillen tot aan het bepalen van waar we eigenlijk zijn en waar we naar toe moeten.

Dan de afvaart! Op de motor stuurboord de haven uit en dan op de Noorder Oudeweg de zeilen hijsen. De zon schijnt en de wind waait met kracht 4 over het wijde Friese land en water. Ik mag het eerste stuk opkruisen en YES wat een heerlijke ervaring toch weer; de ruimte en de vrijheid, midden in de elementen en voortgedreven door de kracht van de wind in de zeilen. Daar zou een Fries eens een mooi gedicht over moeten maken.

Hoe anders zit ik nu op zaterdagavond 2 weken later aan de eettafel dit stukje te schrijven. Het is verdorie ook al 10 uur ’s avonds en met mijn zeilstukje heb ik pas 2,5 uur vanaf de start verslagen. Nu begrijp ik ook waarom zo’n weekend achteraf toch bijna een complete vakantie lijkt van wel een week.

Op de ‘oude weg’ onze eerste brug van de dag. Rixt maakt een perfecte slip (of is het slib?)landing aan het remmingwerk. En dan zeilen strijken en op de motor de brug door; dankzij de ervaren schippers gaat het heel natuurlijk. Bij bruggen heb ik (net als velen vermoed ik) toch wel last van enige brugstress. Je wilt toch een beetje professioneel over (door) komen, juist als beginnend zeiler. Het lijkt me bijvoorbeeld heel erg als je te weinig geld bij je hebt voor de brugwachter. En dan maar verzinnen uit welk buitenland je komt. Dan voor het eerst het open water op, de Langweerder Wielen. Lekkere lange stukken (rakken?) maken we. Eigenlijk te lang, want de anderen zijn al bakboord de Scharster Rijn op gevaren. Ik tuur ingespannen naar de oever en op de kaart, Wietse is aan het roer en we gaan lekker schuin. Plotseling scheppen we water aan bakboord; de fok zit helaas vast in het blok. In één keer ben ik echt zeiknat en een deel van de bagage is dat vermoedelijk ook, waaronder Wietse’s enorme schuimrubber matras. Les 1 is dus wel dat de fokkemaat altijd moet blijven opletten en de fok liever niet moet vastzetten. Wat de schipper met het grootzeil doet moet hij natuurlijk zelf weten. Dan bakboord de Scharster Rijn op en bij de Scharsterbrug lunchen. Wel een fijn rustpunt en ik dwaal zelfs zo af dat ik mijn natte zeil sweater vergeet (mee te nemen). Gelukkig zijn er anderen die opletten zodat we niet terug hoeven te zeilen.

Mag je door rood zeilen bij een openstaande brug? Zo vraag ik mij af bij de Scharsterbrug. Toch niet blijkt achteraf, al was het wel een leuk gezicht om het neerdalende brugdek  eens van onderaf te zien.

Dan het Tjeukemeer op. De wind is verder aangetrokken en het golft behoorlijk, vooral aan lager wal. Met Wietse weer aan het roer gaan we ongereefd en stampend over het meer richting Follega. De ander boten hebben wel een rif (1) (één rif zeg maar). Het is een mooie overtocht, lekker pittig zeg maar. Bij de Follegasloot komen we toch allemaal tegelijk aan, met dit verschil dat wij net iets meer buiswater hebben gekregen. Maar ja, daar zijn de zelflozers goed voor.(raar woord eigenlijk, zelflozer, als men bedenkt wat er zoal geloosd kan worden).  Les 2 is wel dat een rifje comfortabeler zeilt maar niet perse langzamer. En ja, les 3 meteen ook maar, dat ik volgende keer wel een zeilbroek en een zwemvest meeneem.

Dan door de Follegasloot,  gewoon zeilend zonder stress onder de snelweg door. Die bruggen zouden er meer moeten zijn. Aan het eind stuurboord uit het PMK in. Bij Spannenburg ook een hoge brug; daar hoeven we volgens Miny alleen maar de gaffel iets te laten zakken. En ja hoor, ze heeft gelijk! Dat is de kracht van ervaring. Op het Koevordermeer, dat men voor de aardigheid nu eens met een K schrijft, gaan we bakboord de Welle op richting Woudsend.

We moeten strijken, hoor ik. Mijn roeiersziel komt even boven. Strijken bedankt. Het strijken van een mast gaat overigens verbluffend eenvoudig. Even de bevestiging bij de fok losmaken, de mik neerzetten en laat maar komen.  O ja, nog wel even de boom losmaken (les 4) en liever niet weglopen om iets anders te doen terwijl de mast naar beneden komt (les 5).

In Woudsend meren we aan bij watersportcentrum de Rakken.  Dektentjes klaar maken, tentjes opzetten, slaapmaatje uitzoeken en dan naar het aperitief vóór de trekkershut.  Soms is het wel een voordeel als je rustig aan doet. Het blijkt dat ik alleen in een valk slaap. Nou ja, slaap is achteraf een groot woord als je de hele nacht droomt dat je wakker bent.

In Woudsend ’s avonds prima slib (slip?) tong gegeten; lekker zwoel op de 1e verdieping. De zeilfamilie over twee tafels verdeeld, maar een prima samenzijn die avond.  Echt fijn na zo’n dag op het water. Na het diner nog even een slaapmutsje en een sigaar voor het trekkerschalet. Ik vind het nu al meer dan prima; zelfs als het morgen petweer is.

Fris gepoetst stap ik in het donker de valk in, mijn huisje voor de nacht. Er is genoeg ruimte voor mijn lenzendoosje. Het ligt aangenaam maar ik kan toch de slaap niet vatten. ’s Nachts regent het behoorlijk. Maar gelukkig is het bij het opstaan (half acht) droog. En zo hoort dat ook.

Over het beroemde zeilweekendontbijt zal ik niet teveel uitweiden, dat moet je zelf eens beleven. In het kort zou je kunnen zeggen dat het een ogenschijnlijk ongeorganiseerde verzameling van ontbijtspullen en activiteiten is, met voor elk wat wils. Warme worstjes, gebakken eieren en echte koffie, maar ook ginseng thee en light crackers, leverworst en Fred en Ed pasta. Speciale vermelding nog voor de courgettejam met citroensmaak van Inge, die  een heerlijk sprankelend begin van de dag op een slaperige tong maakt. Niet voor watjes; het recept staat aan het eind van dit verhaal.

Omdat we tegen 10 uur willen afvaren steekt er een aardig windje op. Het blijkt dat iedere boot dezelfde bemanning heeft als de vorige dag; ik zal daar als nieuwkomer geen verandering in brengen. Sterker nog, het voelt prima om weer met Miny, Rixt en Wietse van wal te gaan. En zo gaan we dan de Woudsender rakken op  naar het Heegermeer.  Echt heel Hollands met al die Tjalken.  Op zo’n weekend leer je heel wat boottypen herkennen. Zo lijkt een grundel op een mini piratenscheepje. En dan hebben we nog de bol, een schokker, een Staverse jol en een klipper.  Als je het niet weet is het gewoon een vlet.

We varen onder Heeg langs en dan bakboord de Wijde Wijmerts op. Na een lang recht stuk en koffiepauze bij de roestigste scheepswerf van Friesland stuurboord de Wijnsloot in en dan slingerend door het Zouw en de Jutrijpervaart naar de Zoolsloot, die uitmondt in de Zwarte Brekken. Het lijkt Lord of the Rings wel, met al die namen. Op de Brekken lunchen we aan een steiger, met restjes van het ontbijt.

Na de lunch weer verder; plotseling hoor ik getoeter en bevelen achter mij. En kijk nu eens, de andere drie valken zijn aan het ‘synchroon’varen; tegelijk overstag en gijpen enzo. Het ziet er grappig uit, dit Admiraalszeilen. Wij zijn al te ver vooruit om mee te doen. Dat komt niet door onze hogere snelheid, maar door ons eerder vertrek. We worden namelijk al vanaf zaterdagmiddag geplaagd door een buitenboordmotor die we niet omhoog kunnen doen en dat vertraagt enorm natuurlijk, daar kan geen zeiltechniek wat aan doen. En waarom kon die motor dan niet omhoog? Heel eenvoudig, omdat er geen tankdop meer opzat (ergens in het water gevallen). Daarna hebben we het gat provisorisch met een boterhamzakje en een elastiekjes afgedekt.

 Op het Stobberak worden we alweer ingehaald; het deert ons niet hoor. Dan alweer de laatste twee bruggen van de dag. Zeilen strijken en mast naar beneden, dat gaat nu toch wel snel en soepel; je raakt op elkaar ingespeeld als bemanning. Zelfs de boom halen we vooraf van de stag. Via de Jurgenssloot komen we op de Langstaartenpoel, waar de andere valkjes alweer aan het Admiraalszeilen zijn om de tijd te doden. Wij denken dat we weer voorop moeten en verdwijnen door een smalle doorgang aan stuurboord. Dat we niet worden gevolgd wekt geen argwaan helaas. We steken het Jentjemeer over, wel leuk dat onze Valk daarnaar genoemd is. Ook staat er een lieftallig geel huisje op een eilandje, waar naar verluidt Friese Dumkes worden gebakken. Na een tijdje zien we ook zelf in dat we de verkeerde kant op gaan. Terug dan maar. De anderen zijn dan al lang weg natuurlijk. 

Het laatste stukje zeilen is prachtig; de zon schijnt en het waait goed. Via de Gudsekop komen we op de Goingarijpster poelen en dan stuurboord aanhouden om de Noorder Oudeweg weer in te gaan, waar de zeilboerderij Rufus ook aan ligt. We strijken de zeilen en lopen rustig het haventje binnen. Dan de boot leeghalen, een beetje schrobben en het besef dat komt op dat dit het dan weer was; het altijd dubbele gevoel van de rust van het thuiskomen en de onrust van het afscheid nemen van een mooi weekend.

We besluiten met een groepsmaaltijd bij Rufus, waar ze echt beregrote hamburgers serveren. En uiteraard worden de organisatoren van het zeilweekend met gezang bedankt. Ik ben blij dat ik op de terugweg een beetje op de achterbank van de auto van Rixt kan wegsoezen. Voor mij was het een geweldig leuk weekend, niet alleen door de hernieuwde kennismaking met het zeilen, maar ook door de ontmoetingen, de sfeer, de locaties en de gesprekken. Door het zeilen leer je elkaar ook kennen en dat blijft toch inspirerend. Een bijzondere toevoeging kan ik in dit verband niet achterwege laten.

De bemanning van het vlaggeschip heeft op mij grote indruk gemaakt door de zorg en verantwoording voor iemand te nemen, die wegens een ernstige ziekte geen vooruitzichten heeft.  Het is ontroerend en geweldig om te zien dat er dan toch gezeild wordt. Als het zeilen je lust en je leven is en je daarbij ook nog mensen vindt die voor je opkomen, dan kun je met recht spreken van een zeilfamilie. Michiel, ik wens je heel veel sterkte en steun, vooral in de vorm van liefde en vriendschap om je heen.      

Op de parkeerplaats van de roei wordt gevraagd of ik mijn bevindingen over het zeilweekend op de website wil zetten.  Ok goed hoor, ik geef me over. En met deze niet geringe en toch zeker ook eervolle opdracht, want wie schrijft er nu niet graag, fiets ik door de schemering naar huis. Bedankt zeilvrienden, het was goed en, hoewel ik best eens iets vergeet (mijn petje heb ik bij de piano van Rufus achtergelaten), zal ik dit zeker niet vergeten.

Ed Spiegel

 

Courgettejam  (recept beetje aangepast door Ed)

1 kg courgettes

0,5 kg geleisuiker “speciaal” voor jam waar minder suiker in hoeft

2 citroenen

1 sinaasappel

 

Courgettes wassen en in stukjes snijden. Zachte stukken en zaad wegdoen.

Citroenen en sinaasappel wassen, schil raspen en uitpersen.

 Courgette met citroen- en sinaasappelsap en -rasp in hoge pan langzaam aan de kook brengen, onder voortdurend omscheppen.

10 minuten doorkoken en dan met staafmixer tot moes maken.

Gelei suiker toevoegen en nog 4 min. laten doorkoken.

Hete jam nokvol tot aan de rand in brandschone potjes doen, deksel erop, pot afspoelen, 5 min. ondersteboven op het aanrecht laten staan. Dan weer gewoon neerzetten, etiketje erop en de kast of kelder in.